Tot versterking van het geloof
Het zal in 2004 zijn geweest. Een collega trouwde in Rotterdam en omdat ik niet naar de receptie kon, besloot ik om naar de trouwdienst in de Laurenskerk te gaan. Het was zoals je een bruiloft in een kathedraal verwacht. Het zachte middaglicht viel door de hoge ramen van het koor op de eeuwenoude vloer. Johan Th. Lemckert strooide feestelijke klanken vanaf het machtige hoofdorgel door de enorme ruimte. In deze koninklijke feestelijke sfeer trad het stralende bruidspaar binnen.
In de plechtige en vreugdevolle liturgie was er ook ruimte voor de viering van het avondmaal. Voor mij ongewoon om dit mee te maken in een dienst waar een huwelijk werd ingezegend en het werd nog bijzonderder toen de predikant iedereen, gelovig of ongelovig, protestant of katholiek uitnodigde om op zijn of haar manier de dood van Christus te gedenken. Het klonk wel oké om dat te doen, maar mijn vrijgemaakte goed/fout afwegingsmechanisme durfde het uiteindelijk toch niet aan. Ik dacht en voelde ja, maar ik deed nee.
Vraag 65: Aangezien nu alleen het geloof ons aan Christus en al zijn weldaden deel geeft, vanwaar komt dan dit geloof?
uit Zondag 25 van de Heidelbergsche Catechismus
Antwoord: Van de Heilige Geest, die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het heilig Evangelie en het versterkt door het gebruik van de sacramenten.
Het was als vrijgemaakte ondenkbaar om in een oecumenische dienst deel te nemen aan het sacrament van het Heilig Avondmaal. Want dat gebeurt daar per definitie niet zoals het binnen de GKV als goed werd bestempeld. Of zou dat niet zo bedoeld zijn? Dat durf ik ernstig te betwijfelen gezien de toenmalige praktijk van vieren.
- Je kon alleen deelnemen aan het avondmaal als je daartoe gerechtigd was.
- Belijdende leden van de plaatselijke gemeente die niet onder de tucht stonden waren gekwalificeerd.
- Gasten werden gerechtigd als zij van hun kerkenraad een attest konden overleggen. En alleen van die kerken waar de GKV mee verbonden was. Een katholiek bijvoorbeeld kon dus ook met tien verklaringen bij de vrijgemaakten niet de dood van hun gezamenlijke verlosser gedenken.
Deze vrijgemaakte regeling heeft vermoedelijk te maken met de stellige aannames dat het ware geloof binnen de GKV gevonden werd. Oké, er waren ook wel ware gelovigen elders, maar ja, dat geloof was niet geratificeerd als het juiste en mocht dus kennelijk niet versterkt worden door het gebruik van het Heilig Avondmaal.
Vandaag de dag zou ik overigens een open uitnodiging om “met ons de dood des Heeren te gedenken” ook naast me neerleggen, maar dan om de reden dat de dood van Jezus of de profeet Mohammed voor mij geen reden is om daar in het bijzonder bij stil te staan.
Er was eens, eind jaren tachtig van de 20e eeuw, een jonge ouderling die in een dienst van een Gereformeerd Vrijgemaakte kerk in het midden van het land iemand letterlijk van het avondmaal af hield. Deze persoon voldeed niet aan de regels zoals de GKV die destijds hanteerde voor deelname aan de maaltijd ter gedachtenis. Het bleef niet alleen bij woorden, maar ook sprookjesschrijvers vergeten wel eens wat. De schoonouders van de jongeman prezen hem om zijn krachtige optreden, want daarmee was voorkomen dat de tafel des Heeren verontreinigd werd. Een jongere zwager van de jonge oudste vond zijn bemoeienis veel te ver gaan, want wie ben jij om te oordelen over het hart, over de intenties van een ander mens. De man zweeg, want de stelligheid van de schoonouders verhinderde hem om zelf stelling te nemen. En hij leefde nog lang en ongelukkig.